dinsdag 2 oktober 2007

Verhaal: Nachtlicht

De wereld beweegt zich om me heen, maar zij raakt mij niet. Verzonken in mijzelf reflecteer ik wat ik ben. Een virtuoze leegte in harmonie met zijn versnipperde ziel. Doelloos streef ik in het leven naar niets, verlang niets buiten het einde ervan maar leef toch. Ik besta immers.
Vestig mij in regelmatig terugkerende zaken zonder geluk of zaligheid, maar ben toch ook niet ongelukkig en toch...
Ik vind mijn geluk in mijn troosteloze vlakte, laat mij verdrietig, dat wil ik zijn. Want diep in mij ben ik gelukkig in mijn verdriet. Verknipt gezegend vechtend altijd tegen mijzelf. Dat is niet erg, dat wil ik juist. Ik vecht tegen mijzelf, maar leef toch ook met mijzelf, accepteer mijzelf en omhels mijzelf. Ik heb geen vrienden, maar ook geen vijanden, mensen zijn slechts in mijn leven vaak bij mij, ik praat met hen, lach met hen en huil met hen. Leg mijn ziel bloot op tafel als ze erom vragen, maar verberg mijn ziel toch ook weer. In duisternis gehuld voor mensen wie ik al jaren ken, maar toch ook bekend. Stil, maar luidruchtig. Gevat, maar toch nooit zinnig.
Worstelend met mijn ethische gelijk en mijn arrogante ongelijk loop ik over de stoeprand van het leven, noch op de stoep, noch op de weg. Langzaam, maar met haast ga ik naar mijn doel. Dat niets waarvan iedereen zegt te weten wat het is. Het maakt me niets uit, ik weet niet wat het is, goed of slecht, absoluut bestaan, of absoluut einde. Voor mij is het mijn reisdoel. De reis, belangrijker vaak als het doel, is voor mij niet belangrijk. Als een sleurende eindeloosheid waarin mijn doel steeds verder weg lijkt te gaan trek ik mijn levendig karkas voort. Altijd gekweld door de duur, de sleur van het leven die ik zo niet wens te veranderen, en de veranderingen die zich op mij dringen. De eisen die anderen stellen aan hun zelf en aan anderen, zij boeien mij niet, ik stel geen eisen buiten mijn rust. Rust boven alles is voor mij belangrijk, want ik ben altijd bezig met denken en fabriceer gedachten, wonderschoon en nutteloos. Voortgaand, maar zonder de aanleiding. Als een machine die draait omdat hij nu eenmaal draaien moet. Zijn tandwielen knarsend en pijnigend voor een taak die zijn zin heeft verloren. Vastgeroest in zijn eeuwige vaste ritme en het maken van zaken welke hun nut hebben verloren reeds voor zij werden gemaakt. Naarmate de tijd voort gaat breekt de machine heel langzaam af, tandwieltjes verliezen tandjes en zand komt in het mechanisme, maar de machine moet draaien omdat zij niet beter weet. Wellicht maakt zij geen producten meer, zij weet het niet, interesseert zich daar ook niet voor. Zo sleur ik mij door het leven, levenloos en zonder doel, maar toch gelukkig en doelgericht bezig. De zon, de regen en de wind, zij alleen kijken op mij neer en dagen mij uit. Ik trotseer hen, maar doe er toch ook geen moeite voor. De wind zal toch wel waaien, de zon zal toch wel schijnen en de regen zal toch wel vallen, zo ook zal ik toch wel naar mijn doel blijven lopen.
Het leven is niet goed en niet slecht. Maar ik ervaar haar het liefst als slecht, dan voel ik me goed. Als een zwarte roos die in een maanloze nacht haar knop opent en een fel lichtend hart laat schijnen voor de eenzaamheid van de duisternis. Als baken voor het bestaan van de enkeling, als nachtlicht voor iedereen.

Stukje geschreven door mij als opening van mijn account bij de verhalensite. Oud materiaal overigens.

Geen opmerkingen: