dinsdag 2 oktober 2007

Verhaal: Nachtelijke overdenkingen

Het is in het holst van de nacht, iedereen slaapt en in de huizen is het licht uit. Alleen achter een enkel raam brand een kaars. De stilte word doorbroken door het geluid van een schrijvende vulpen. In de duisternis van de nacht overweegt, schrijft en streept een oude man zijn woorden. De inkt wordt niet verspild, geen woord wordt nodeloos geschreven of doorgestreept, geen vel papier word zonder reden gevuld.

Peinzend overweegt de man wat hij verder nog zal schrijven. Hij staart voor zich uit en ziet de sneeuw buiten dwarrelen. De sneeuw valt geruisloos, slechts verlicht door de straatlampen. Er rijden geen auto's, er lopen geen mensen. De wereld slaapt en zou er geen sneeuw vallen zou zij stil lijken te staan.

De man denkt terug aan zijn jeugd, alle goede en slechte momenten. Al dat wat hij graag deed en de zaken waarvan hij spijt heeft ze niet te hebben gedaan. Hij denkt aan de eerste ontmoeting van zijn vrouw, de aankoop van hun eerste huis en de geboorte van hun kinderen. Hij denkt aan hoe zijn kinderen opgroeide en hoe hij stopte met werken. Even is hij bang voor de toekomst en twijfelt hij of hij nog wel dromen durft op te schrijven. Maar dan breekt de nacht, de wereld wordt wakker, de eerste stralen zon laten hun rode gloed zien over de daken. De man legt zijn pen neer, staat op en rekt zich uit. Deze nacht heeft hij niet veel over de toekomst geschreven, maar vandaag wordt er geleefd. Er is altijd een volgende nacht om over de toekomst te schrijven bij het nachtlicht.

Dit verhaal vind zijn inspratie in een lan-party hoe afgezaagd dit ook klinkt. Het was in het holst van de nacht en alles was bedekt onder sneeuw, geen auto te horen. Een herinnering die me tot de dag van vandaag nogsteeds levendig bij blijft.

Gedicht: De ontdekking van de echte waarheid

Een man rent wanhopig over een winkelstraat,
hij kijkt vluchtig om zich heen.
Hij weet zich met zijn kennis geen raad,
en ondanks alle mensen waand hij zich alleen.

Wat hij nu heeft geleerd moet iedereen weten!
Hij heeft ondekt wat de echte waarheid is.

Maar hij kan zijn ontdekking niet zeggen,
want het valt niet uit te leggen.
Het kan niet worden geschreven,
want dat kan geen goed beeld geven.

Hij heeft de ultieme waarheid ontdekt!
Maar het zit opgesloten in zijn geest.

Nu wanhoopt de man voor het leven,
want niemand kan zijn waarheid beleven.
Zijn ontdekking kan hem niet heugen,
want voor hem is al het andere nu een leugen.

Dit gedicht omvat een filosofisch probleem waar ik tijdens het overdenken op stuitte. Volgens wat (amateur) filosofen was het iig een interessante gedachte die erg aangreep. Probeer er maar uit te halen wat de filosofische gedachte erachter is.

Verhaal: Martin Verbeek - Afzender onbekend (Hoofdstuk 1)

Hoofdstuk 1: De Brief

12 Juni 2001, de dag die mijn leven veranderde. Ik herinner het mij nog als was het gisteren. Ik werd wakker, nog half slapend greep ik instinctief naar de afstandsbediening en zette kanaal 2 op de TV.
“Vannacht heeft de politie een inval gedaan bij het postorderbedrijf ‘Melkin en zoon’. Tijdens de inval werd directeur A. Melkin gearresteerd. Tevens werd een grote hoeveelheid cocaine in beslag genomen in een van de warenhuizen.” Zo galmde het door de boxen van mijn televisie. Dat was 6 jaar geleden. Plotseling zat ik zonder baan en zonder inkomen. Een jaar lang solliciteerde ik tevergeefs, nauwelijks een opleiding om van te spreken, te oud voor de doorsnee banen. Ergens tijdens het einde van het eerste jaar van werkloosheid verliet mijn vriendin me voor een ander. Ik kon verkassen naar een klein appartement ergens in een vervallen flat van de jaren zeventig. Mijn vrije tijd vulde ik op met steeds minder sollicitaties, drank, roken en kroegen bezoeken.

Nog in een roes van de kroeg wandel ik enigszins gedesoriënteerd naar de deur van mijn appartement. Nat van de regen duw ik met enige moeite de sleutel in het slot en weet ik de grauwe deur van mijn appartement open te krijgen. Moeizaam loop ik door het kleine halletje van mijn appartement en hang ik mijn grijze overjas aan een haakje aan de muur. Ik loop naar de koelkast en pak een biertje. De post van vanmorgen ligt nog ongeopend op de kamertafel. Ik pak de brieven en ga ze voorzichtig door. “rekening, rekening, aanmaning, u heeft 1 miljoen gewonnen!”. Weer geen echt belangrijk nieuws. Ik besluit de brieven maar op mijn bureau te gooien. Met een te harde worp vliegen de brieven over mijn oude bureau. Aangezien ik toch al genoeg moeite heb met mijn magere uitkering besluit ik de brieven maar meteen te pakken van achter mijn bureau. Het laatste wat ik kan gebruiken zijn nog meer aanmaningen. Ik schuif het bureau naar achteren toe en strek mijn arm uit naar de brieven die zich bevinden in de stofnesten van ettelijke jaren. Tot mijn verbazing liggen er niet vier, maar vijf brieven. Gefocust op de vijfde brief leg ik de overige vier brieven op mijn bureau. Ik plof neer op de bank en bekijk de envelop eens aandachtig. Het wit van de envelop is door de jaren heen beige geworden, het papier ruwer. Op de envelop staat geen afzender en een bijna onleesbaar adres.
In mijn verre geheugen begint mij te dagen dat ik op de laatste dag, toen het bedrijf gesloten werd mijn spullen mee had genomen. Op mijn afdeling maakten we er altijd een hobby van om niet verstuurde brieven alsnog proberen te verzenden of terug te brengen naar de verzenders. Deze envelop behoorde daar ook bij en zat waarschijnlijk in mijn oude werktas destijds.
Voorzichtig open ik de envelop en haal ik de brief eruit. Het is een simpele witte brief beschreven met zwarte inkt in een mooi handschrift. Zonder echte aanleiding besluit ik de brief te lezen;

Beste Annemarie,

Hoe gaat het met je?
Met ons gaat het goed. We hebben een geweldige tijd hier aan de zee. Kleine John heeft net leren lopen en staat constant met open mond te kijken naar de zee.
Het weer is schitterend, alleen maar zon en een licht zeebriesje. Over zes dagen komen we weer naar huis. Mark en ik nemen de kinderen nog mee naar Middelburg.

Als we terug komen van de vakantie zullen we je alle foto’s laten zien. Dat zal vast je vast en zeker helpen op te beuren na al die ellende.

Met vriendelijke Groet,

Marieke en Mark Koninkx en de kinderen.

“Leuke brief”. Ik loop naar het raam van mijn appartement op de zevende verdieping. Het is zeven uur ’s avonds en de lucht was gevuld met donkere wolken, het regende zacht. Ik besluit de brief op tafel te leggen en even naar de locale snackbar te lopen.

Met mijn nog steeds natte overjas loop ik door de straat naar de snackbar. Het is minder hard gaan regenen, de straten zijn wat rustiger geworden. Het gele bord van de snackbar steekt in schril contrast af met de duistere sfeer die deze herfstavond met zich mee droeg. Zoals te verwachten viel is het niet druk in de snackbar. “Jopie, doe mij een bakkie friet met mayo en een frikadel! Doe er ook maar een biertje bij!”
Rustig zet ik me neer aan een wandtafel. “Zes jaar geleden alweer.” denk ik. De tijd is snel gegaan. Ik werkte iedere dag als koerier bij Melkin en zoon. Het leven was goed. Mijn vriendin Marloes en ik hadden net een nieuw huis gekocht en we waren van plan te gaan trouwen. Op het werk kon ik het altijd goed vinden met mijn collega’s. Nu was iedereen zijn eigen weg gegaan en de meeste collega’s wilden mij niet meer kennen. “Die schooier” denk ik over mijzelf. Na al die jaren laat het me allemaal nog niet los, de brief die ik had gevonden bewees dat wel.

- “Martin! Martin jongen, je bent nogal afwezig vandaag. Zit je wat dwars soms?”
De ruwe stem van Jopie rukte me uit mijn sombere gedachtegang. Ik kende Jopie al een lange tijd en ik herinnerde me hem altijd als een ietwat gezette frietboer. Altijd direct maar met het beste voor, maar zijn friet zou soms wat beter kunnen.

“Ach Jopie, je kent me toch.”
- “Weer aan het denken aan dat oude leventje van je? Dat krijg je echt niet terug op die manier, Martin.”
Ik slaak een lichte zucht;
“Je zult wel gelijk hebben Jopie. Ik vond vandaag een oude brief van mijn werk bij Melkin. Eentje zonder duidelijke afzender en een onleesbare bestemming.”
- “Weet je wat jij zou moeten doen, je zou er eens op uit moeten, Martin! Die brief is perfect daarvoor!”
“Hoe bedoel je Jopie?”
- “Geef nou toe Martin, het is niet alsof je wat te doen hebt. Je zit al jaren in hetzelfde ritme. Het wordt tijd dat jij er eens opuit gaat! Die brief kan je daarbij helpen. De mensen waar de brief voor bestemd is willen hem vast ontvangen.”

Even verwerp ik het idee. Op zoek gaan naar wildvreemden voor zomaar een brief. Maar Jopie heeft wel gelijk, ik volgde al jaren lang hetzelfde ritme volgen. Door de stad slenteren, de kroeg in, sollicitatiebrieven schrijven, nog een keer de kroeg in, avondeten bij de chinees of snackbar, een filmpje kijken en dan weer hetzelfde doen de dag erop.

“Je hebt gelijk Jopie!” Ik geef hem tien euro, sta op en loop de deur uit.
“Laat het wisselgeld maar zitten!” Schreeuw ik Jopie na.

Het is gestopt met regenen en de regenwolken zijn aan het breken. De donkerblauwe nazomer avondlucht valt te zien achter de wolken. Ik loop terug naar mijn flat en besluit de trap te nemen in plaats van de lift. Eenmaal boven gekomen ben ik echter moe en mijn knieën voelen zeer aan, misschien ben ik toch wat te enthousiast. Moeizaam plof ik met de brief in mijn handen op de bank. Ik haat de stilte in mijn kamer dus zet ik de televisie aan op een willekeurige zender.
Ik kijk naar de brief; “Niet veel om mee te werken” Maar er waren wel twee volledige namen; Marieke en Mark Koninkx. Dat moet genoeg zijn om mee te werken. Maar voor vanavond was het wel welletjes geweest. Ik besluit de rest van de avond te kijken naar de zoveelste herhaling van Die Hard 2.

Wederom een verhaal van de dag en deze keer een stuk langer verhaal. Het is het eerste hoofdstuk van een mysterie. Het bevat nog wat kleine schoonheidsfoutjes in het plot maar is naar mijn mening aardig gelukt. Hoofdstuk 2 zit al een tijdje in de oven omdat ik het hoofdstuk niet doodsaai wil maken voor de lezer.

Verhaal: Magie - Aarde

Het is al wat later in de ochtend als een al wat oudere en gezette man bij het uiteinde van een rotsachtige vallei komt. Hij loopt langzaam naar de wand toe op zijn oude sandalen en in zijn versleten kleding. Zijn groene broek en vest steken af bij zijn huid die zo bruin is als de aarde zelf. Rondom hem is het uiteinde van de vallei als een tientallen meters hoge stenen muur die minstens een paar honderd meter dik is.
Voorzichtig strijkt de man met zijn dikke vingers over de rotswand op zoek naar een zwak punt. Zachtjes en onverstaanbaar mompelt hij tegen zichzelf. Dan gaat hij snel terug met zijn vingers over een bepaalde plek op de rotswand en wrijft er voorzichtig een paar keer overheen. Instemmend knikt hij en legt zijn beide handen vlak op de plek. Hij verheft zijn stem en buldert de woorden “Silex Quasso”.

Terwijl de woorden nog echoën tussen de rotsen begint de grond hevig te beven. Het oorverdovende geknars van rotsen vervult de omgeving en de rotswand begint langzaam te splijten. Eerst een paar kleine scheuren op de plek waarde man zijn handen had gelegd, en dan steeds meer. Ze verspreiden zijn naar de boven en onderkant van de rotswand en drijven uiteindelijk de hele rotswand uit elkaar. Na een paar minuten houd het oorverdovende geluid op en als het stof en de rook zijn opgetrokken is er een passage zichtbaar geworden tussen de hoge rotswanden. Aan het einde van deze nieuwe weg schijnt fel het zonlicht. De man kijkt tevreden, maar net als hij wilt beginnen te lopen hoort hij in de verte het geluid van rotsen die tegen elkaar wrijven. Een enorm silhouet blokkeert opeens het zonlicht. Dan begint de silhouet te lopen, iedere stap gaat gepaard met een enorme dreun en het losraken van zand en steentjes in de rotswanden. Stap na stap komt het gestalte dichterbij en als hij dichtbij genoeg is kan de man herkennen wat het is, een rotsgolem.
Het stenen monster is kolossaal en in zijn grijze rotsen staan eeuwen oude runen gegraveerd die rood opgloeien. De golem pakt een zwaar rotsblok op en tilt hem met twee handen boven zijn hoofd. Met schijnbaar het grootste gemak gooit hij het rotsblok naar de man toe die nog net met al zijn kracht het pad kan van de steen kan veranderen. Uit evenwicht gebracht valt de man op de grond, maar tijd om te rusten heeft hij niet. Opnieuw pakt de golem een rotsblok op, maar net als hij het boven zijn hoofd heeft legt de man zijn handen vlak op de grond en mompelt wat woorden. Alles begint te beven, de golem raakt uit evenwicht en het rotsblok valt bovenop hem. Dan storten de rotswanden in en bedelven de golem onder tientallen meters gesteente.

Het wordt stil in de vallei en als het stof is opgetrokken slaakt de man een diepe zucht en schud zijn hoofd langzaam heen en weer. Achteraf had hij beter een andere route kunnen nemen, want het pad voor hem is weer geblokkeerd geraakt met tientallen meters rotsen.

Vervolg op Lucht, maar helaas mist het aan impact imo.

Verhaal: Magie - Lucht

Hoog op een ruwe berg welke in eeuwige sneeuw is gehuld staat een oude man. Zijn gezicht voorzien van grauwe haren en een lange warrige baard. Zijn rimpelige huid hard en stijf van de kou, zijn linnen mantel in gevecht met de straffe wind.

Een plotselinge windvlaag tart de oude man en even lijkt hij te moeten wijken voor de wind. Maar dan slaat hij hard met de voet van zijn kronkelende houten staf. Standvastig mompelt hij "Niet vandaag god van de wind!".De man houdt zijn staf omhoog, zijn grauw blauwe ogen fonkelen en hij roept uit "Ventus quasso". De wind begint fel te tollen en rukt alles rondom zich heen. De man die zich ontpopt als een magiër van de lucht weet zich met moeite overeind te houden. De bomen in de vallei diep onder hem beginnen wild te zwiepen door de kracht van de wind, zelfs de grauwe wolken tollen wild door elkaar. Lawines van sneeuw en rotsen worden los gewrikt door de chaotische storm en donderen hard naar beneden vergezeld door het geluid van bomen die breken als twijgjes.

De magiër herstelt zich en kalmeert de wind. Even verzinkt hij in herinneringen aan zijn eerste dagen als jonge leerling onder les van een andere oude magiër. Hij herinnert zich de wijze woorden van zijn meester nog goed;"Probeer niet de wind te dwingen in zijn weg. Probeer de wind te begrijpen en te verleiden jouw pad te kiezen."
De oude magiër begint te glimlachen en uiteindelijk buldert zijn lach over de gehele vallei. Versteld en geamuseerd van zijn beginnersfout mompelt hij tegen zichzelf dat hij wel oud moet zijn als hij zoiets vergeet.

Dan concentreert hij zich nogmaals op de wind. Hij voelt de wind en zijn gaan. Hij voelt hoe de wind tegen de bergen en tegen de bomen botst. Hoe de wind als het ware door de valleien wordt geperst en omhoog wordt gedrukt. De wind heeft geen keus. De wind wil vrij zijn maar wordt gedwongen een vast pad te kiezen. Dan richt de magiër zich naar de grote hoogte ver boven de bergtoppen. Met grote kracht waait daar de wind, zachtjes en voorzichtig leid hij de wind van de vallei naar de grote hoogte. Hoger en hoger, door de wolken heen die mee worden gevoerd in de stroming. Helemaal tot bij de hoogste luchtstromen.
De wolken zijn verdwenen en de zon schijnt in zijn volle glorie op de besneeuwde bergtoppen. De oude man haalt even adem en gaat met zijn stok rustig op een nabije rots zitten. Hij kijkt om zich heen naar de bergtoppen die fonkelen door de sneeuw, slaakt een diepe zucht en zegt;"Zo, en nu moet ik nog de berg afdalen."

Dit verhaal was verhaal van de dag op de site en werd aardig positief ontvangen. De laatste zin is overigens een beetje opzettelijk afbraak aan het verhaal. Ik ben goed in fantasy schrijven, maar eigenlijk spreekt het me niet aan omdat ik altijd het gevoel heb geschreven zaken te herschrijven in eigen woorden.

Verhaal: Handel in moord (Intro)

Het is 1641, het licht van de volle maan geeft een blauwe gloed aan het Edo kasteel van Kyoto. In de schaduw van een grote vestigingsmuur van het kasteel sluipt een duister figuur rond. Voorzichtig kijkt hij rondom zich heen en luistert of er niemand in de buurt is. Hij pakt een stuk touw met een kleine enterhaak eraan uit een zwarte zak. Even kijkt hij omhoog naar het raam boven hem, dan kijkt hij nog snel een laatste keer rondom zich heen en begint het touw met de enterhaak rond te draaien. Een moment later zit de haak stevig vast aan de rand van het raam en klimt het figuur omhoog.
Eenmaal boven aangekomen trekt hij snel de enterhaak met touw op en stopt hem terug in zijn zak. Het figuur kijkt om zich heen en slaakt dan een lichte zucht van opluchting. Dan trekt het figuur zijn masker af.. Een smal gezicht voorzien van duistere ogen en zwarte haren wordt zichtbaar. De man loopt naar een schuifdeur, hij maakt de deur open een reeks kleren worden zichtbaar. Helemaal achterdoor in de kast ligt een uniform van de bewakers. De man pakt het uniform en kleed zich snel om. Zijn eigen kleren stopt hij in de zwarte zak en stopt deze weg in de kast. Dan maakt hij de kamerdeur open en kijkt voorzichtig naar links en naar rechts; Niemand te zien. Hij herinnert zich de aanwijzingen die hij heeft gekregen; De gang door, rechtsaf, twee trappen op en dan rechtdoor blijven lopen en de op een na laatste deur nemen.

Rustig loop de man door de gang, als hij bij de trappen aan komt wacht zijn eerste beproeving, een bewaker. Rustig en met een simpele begroeting loopt gaat hij de trap op, geen problemen. Eenmaal aangekomen op de juiste verdieping loopt hij de gang door. Als hij bij de op een na laatste deur staat kijkt hij om zich heen. Even wacht hij tot een bediende de hoek om gaat en uit beeld verdwijnt, vervolgens luistert hij voorzichtig aan de deur. Geen geluid te horen. Hij maakt de deur voorzichtig open en sluipt de kamer in. In het midden van de kamer ligt een westers uitziende man te slapen op een futon, een traditioneel Japans bed. De indringer loopt er op af en pakt een Wakazashi. In een handomdraai legt hij zijn linker hand op de mond van de man en snijd zijn keel door. De ogen van de man staan even van paniek vol open en het lichaam spartelt wat, maar uiteindelijk stoppen alle tekens van leven. De indringer maakt zijn Wakazashi schoon en luistert voordat hij de deur open nog even of er iemand in de gang is. Vervolgens begeeft hij zich rustig terug naar de kamer waar hij het Edo Kasteel was binnen gekomen. Eenmaal terug in zijn oude uniform begeeft hij zich naar hetzelfde raam, kijkt voorzichtig rond en daalt af aan een touw. Vervolgens sluipt hij van het terrein af. Zijn werk zit erop en zijn opdrachtgevers zullen tevreden zijn.

Zoals wel vaker bij mij gebeurt heb ik een intro geschreven voor een verhaal en dit vervolgens erbij gelaten. In dit geval zat research me dwars en door mijn drukke leven als loonslaaf ( ;) ) was het niet practisch om verder onderzoek te doen hiernaar.

Verhaal: Nachtlicht

De wereld beweegt zich om me heen, maar zij raakt mij niet. Verzonken in mijzelf reflecteer ik wat ik ben. Een virtuoze leegte in harmonie met zijn versnipperde ziel. Doelloos streef ik in het leven naar niets, verlang niets buiten het einde ervan maar leef toch. Ik besta immers.
Vestig mij in regelmatig terugkerende zaken zonder geluk of zaligheid, maar ben toch ook niet ongelukkig en toch...
Ik vind mijn geluk in mijn troosteloze vlakte, laat mij verdrietig, dat wil ik zijn. Want diep in mij ben ik gelukkig in mijn verdriet. Verknipt gezegend vechtend altijd tegen mijzelf. Dat is niet erg, dat wil ik juist. Ik vecht tegen mijzelf, maar leef toch ook met mijzelf, accepteer mijzelf en omhels mijzelf. Ik heb geen vrienden, maar ook geen vijanden, mensen zijn slechts in mijn leven vaak bij mij, ik praat met hen, lach met hen en huil met hen. Leg mijn ziel bloot op tafel als ze erom vragen, maar verberg mijn ziel toch ook weer. In duisternis gehuld voor mensen wie ik al jaren ken, maar toch ook bekend. Stil, maar luidruchtig. Gevat, maar toch nooit zinnig.
Worstelend met mijn ethische gelijk en mijn arrogante ongelijk loop ik over de stoeprand van het leven, noch op de stoep, noch op de weg. Langzaam, maar met haast ga ik naar mijn doel. Dat niets waarvan iedereen zegt te weten wat het is. Het maakt me niets uit, ik weet niet wat het is, goed of slecht, absoluut bestaan, of absoluut einde. Voor mij is het mijn reisdoel. De reis, belangrijker vaak als het doel, is voor mij niet belangrijk. Als een sleurende eindeloosheid waarin mijn doel steeds verder weg lijkt te gaan trek ik mijn levendig karkas voort. Altijd gekweld door de duur, de sleur van het leven die ik zo niet wens te veranderen, en de veranderingen die zich op mij dringen. De eisen die anderen stellen aan hun zelf en aan anderen, zij boeien mij niet, ik stel geen eisen buiten mijn rust. Rust boven alles is voor mij belangrijk, want ik ben altijd bezig met denken en fabriceer gedachten, wonderschoon en nutteloos. Voortgaand, maar zonder de aanleiding. Als een machine die draait omdat hij nu eenmaal draaien moet. Zijn tandwielen knarsend en pijnigend voor een taak die zijn zin heeft verloren. Vastgeroest in zijn eeuwige vaste ritme en het maken van zaken welke hun nut hebben verloren reeds voor zij werden gemaakt. Naarmate de tijd voort gaat breekt de machine heel langzaam af, tandwieltjes verliezen tandjes en zand komt in het mechanisme, maar de machine moet draaien omdat zij niet beter weet. Wellicht maakt zij geen producten meer, zij weet het niet, interesseert zich daar ook niet voor. Zo sleur ik mij door het leven, levenloos en zonder doel, maar toch gelukkig en doelgericht bezig. De zon, de regen en de wind, zij alleen kijken op mij neer en dagen mij uit. Ik trotseer hen, maar doe er toch ook geen moeite voor. De wind zal toch wel waaien, de zon zal toch wel schijnen en de regen zal toch wel vallen, zo ook zal ik toch wel naar mijn doel blijven lopen.
Het leven is niet goed en niet slecht. Maar ik ervaar haar het liefst als slecht, dan voel ik me goed. Als een zwarte roos die in een maanloze nacht haar knop opent en een fel lichtend hart laat schijnen voor de eenzaamheid van de duisternis. Als baken voor het bestaan van de enkeling, als nachtlicht voor iedereen.

Stukje geschreven door mij als opening van mijn account bij de verhalensite. Oud materiaal overigens.

Column: Rijst met ketchup en frikandel

Beste bloggers,

het is weer voorbij die mooie zomer. Nouja, mooie? Afwisselend regen met bewolking, een hoop politiek geneuzel zonder enige impact en werk. Mijn zomer was matig, niet slecht maar ook niet goed ik had hem graag beter gezien maar er valt niet over te klagen. Mijn najaar lijkt beter te worden dan mijn zomer, maar dat is andere koek.


Het is dus weer tijd om te schrijven voor mij. Wellicht hier ook op deze blogspot, en zeker op mijn oude MSN site (pdude20athotmailpuntcom, tevens mijn MSN) staat dat ik bij de verhalensite verhalen schrijf, en dat klopt ook. Ik heb besloten wat van de verhalen hier te dumpen om alles op 1 plaats te krijgen.

Dus bij deze,

Auredium Riptide