woensdag 12 december 2007

Verhaal: Project Nova

Het was een regenachtige dag en de 15 jarige Sofie lag op haar bed haar huiswerk te maken. “Bah! Wiskunde.” Dacht ze bij zichzelf. Haar moeder kwam de kamer binnen en zette wat limonade en koekjes neer op de tafel. “Lukt het?” Vroeg haar moeder vriendelijk.

Wiskunde was niet Sofie’s beste vak, ze vond biologie veel leuker. Ze moest meester Knijpers ook niet, die saaie oude wiskunde leraar legde alles altijd zo langdradig uit.

Sofie sloeg haar schrift en boek dicht, ze had het wel voor gezien, ze zou er vanavond nog wel even aan verder werken. Ze keek uit haar raam en zag dat het minder hard was gaan regenen. Ze liep naar onder toe, deed haar jas aan en pakte een paraplu. “Ik ga naar Margriet toe!” Riep ze naar haar moeder.

Eenmaal buiten viel het haar op dat het best warm was voor het najaar. Sofie hield niet zo van het najaar, het was altijd zo somber. Ze pakte haar fiets en ging ze op weg naar Margriet. Zolang Sofie zich kon herinneren was Margriet al een vriendin van haar. Ze hadden altijd in dezelfde klas gezeten en deden alles samen. Ze was bijna bij Margriet aangekomen toen ze plotseling iets vreemds zag in een klein steegje. Ze stapte van haar fiets af en met zette de fiets neer tegen de muur van het steegje. Voorzichtig liep ze naar het meisje toe. Sofie wilde net vragen wat er aan de hand was toen het meisje haar handen van haar snikkende gezicht af haalde en het hoofd naar Sofie draaide. “Je moet me vinden!” hoorde Sofie in haar hoofd schreeuwen. Plotseling verdween het meisje in een wolk van bloed dat overal tegen de muren en op Sofie spetterde. Schreeuwend en van angst weg rennend verliet Sofie het steegje, maar op straat was het uitgestorven. Ze draaide zich om en keek nog een keer het steegje in en zag toen niets, geen bloed op de muren en zelfs niet op haar kleding. “Heb ik het dan allemaal verbeeld?” Dacht Sofie bij zichzelf.

Geschrokken pakte ze haar fiets en ging ze weer op weg naar Margriet. Plotseling reden er weer auto’s met hun koplampen aan en was er overal weer geluid te horen. Ze moest nog vijf minuten fietsen, dus fietste ze de straat door. Ze sloeg bij de tweede kruising rechtsaf en moest nog twee huizenblokken ver fietsen om bij Margriet te komen. Plotseling was het stil nadat ze had afgeslagen. Geen auto’s en geen mensen, alles straalde een koude leegte uit. De lichten in de huizen waren aan, maar het leek wel alsof er niemand thuis was. Het was gestopt met regenen, maar er waaide nog een koude najaarswind door de straat. Sofie draaide haar fiets om, maar merkte dat achter haar plotseling een grote muur stond waar ze niet langs kon. Ze stapte weer van haar fiets af en liep voorzichtig naar voren. Plotseling verscheen het meisje weer in de verte en liep langzaam naar voren. Vanuit de regenpoelen stegen druppels water op die in de lucht bleven hangen. Sofie keek angstig om haar heen en zag op tien meter afstand een steegje open. Ze stapte op haar fiets en fietste zo hard ze kon door het steegje, tussen de oude dozen en het andere zwerfvuil door. Ze durfde niet achter zich om te kijken, maar voelde dat ze nog steeds gevolgd werd. Na vijf minuten hard fietsen durfde ze eindelijk te stoppen.

Sofie kijkt rond om haar heen en ziet dat ze is beland bij het oude industrieterrein. Sinds de stad een nieuw terrein heeft gekozen zijn veel fabrieken hier gesloten en verhuist naar het andere terrein. Omdat de sloop altijd wat achter lag en het bestemmingsplan van de gemeente nog niet rond was stonden er veel verlaten panden. Sofie wilde hier eigen net zo snel weg en pakte haar fiets weer. Er reden nog wel wat vrachtwagens en auto’s rond ook al was het merendeel van de panden leeg. Sofie merkt plotseling dat het veel donkerder was geworden en keek op haar horloge, het was al half zes!

Snel pakte Sofie haar mobiele telefoon, maar toen ze wilde bellen merkte ze dat ze geen bereik had. Ze hield haar telefoon nog eens wat hoger in de lucht, maar bij het bereik stond nog geen enkel streepje. Sofie ging ervan uit dat het te maken hadden met de fabrieken om haar heen, allemaal die metalen buizen, trappen en kabels stoorde natuurlijk het signaal. Ze zou wel verder fietsen het terrein af en dan belde ze wel even haar ouders op om te vertellen dat ze wat later kwam eten.

Sofie was bijna van het industrieterrein af toen er plotseling bij de kruising van de linker zijweg een vrachtwagen razend snel voorbij reed met de achterzijde in brand. Sofie kon nog net op tijd stoppen. De vrachtwagen reed nog een paar tientallen meters verder voordat deze begon te zwalken, de aanhanger omver kieperde en de vrachtwagen met een harde knal tot stilstand kwam tegen een industrieel pand. Het duurde even voordat Sofie van de schrik was bijgekomen en pas toen viel het haar op dat ze niemand zag toesnellen. “Vreemd” dacht Sofie. Normaal gesproken zouden er nu overal toeschouwers komen. Ze wilde het alarmnummer bellen maar haar telefoon had nog steeds geen bereik. Voorzichtig liep ze naar de vrachtwagen toe, ze kon echter niet controleren of er nog iemand in de vrachtwagen zat. Sofie dacht na over wat ze moest gaan doen. Misschien dat in het industriecomplex nog een telefoon was die ze kon gebruiken. Ze keek rondom zich heen, maar er was niemand te zien. Toen zag ze dat de klap van de vrachtwagen een deur had ontwricht in het complex, met wat moeite wist ze de deur open te forceren. In het bedrijf was het stil, er stonden wat grote machines die leken te zijn gemaakt om conservenblikjes te vullen en dicht te maken. Iets verder door lag een oud kantoortje in de hal. Voorzichtig liep Sofie door naar het kantoor. Ze veegde wat stof weg op een raam en zag een telefoon in het kantoor staan. “Nu maar hopen dat die het doet.” Dacht Sofie. Ze liep naar de deur van het kantoor, de deur zat niet op slot maar zat vast in de deuropening. Sofie zette haar schouder tegen de deur en gaf een fikse duw tegen de deur. De deur gaf niet bij, dus Sofie probeerde het nog een keer. De deur schoot plotseling los en Sofie viel op de stoffige betonnen vloer. Even dacht ze dat ze iets zag verdwijnen vanuit een ooghoek.

Sofie stond op en klopte het stof van haar kleren af. Ze zette een klein bureaulampje aan en pakte de telefoon. “Gelukkig, een kiestoon.” Dacht Sofie bij zichzelf. Het was nog een oude telefoon met een draaiwiel voor de nummers. Snel draaide ze het alarmnummer, de telefoon ging over.

´Tuut…..tuut…tuut…- Hallo met de alarmdienst, hoe kan ik u helpen?”

Sofie wilde net gaan spreken toen plotseling de verbinding werd afgekapt en de bureaulamp uit viel. Nadat de eerste verbazing was weggetrokken bij Sofie hoorde ze een knetterend geluid door de deuropening komen. Aan het einde van een lange donkere gang, net om de hoek zag ze gele en blauwe lichtflitsen. “Geweldig, vast een stoppenkast gesprongen in dit oude complex” Dacht Sofie bij zichzelf. Even dacht ze na, misschien viel de stoppenkast nog wel te repareren, na een ander complex toe lopen kostte haar zeker tien minuten en dan moest ze nog een werkende telefoon zoeken.

Snel liep Sofie door de donkere gang. Ze ging om het hoekje en zag daar de stoppenkast. Hoewel Sofie niets van elektrische apparaten af wist, was wel duidelijk dat deze stoppenkast niet meer te repareren viel. Ze zou terug moeten naar een ander pand om een werkende telefoon te vinden. Ze was net halverwege de duistere gang toen er een enorme explosie was. De vrachtwagen explodeerde, het hele gebouw trilde van de schokgolf en de ruimte voor haar vulde zich met vuur. Sofie werd door de schokgolf naar achteren gegooid. Even lag ze versuft op de grond en toen ze haar ogen open deed zag ze alles wazig. Ze meende even een figuur e zien, maar toen ze met de ogen knipperde en scherper begon te zien was het figuur verdwenen. Voorzichtig stond ze op, de weg naar buiten was geblokkeerd. Rondom haar heen waren geen directe ramen of deuren te zien die naar buiten leidde. Ze keek rondom haar heen. De stoppenkast was gestopt met vonken, maar er was nog steeds een beetje licht. Bij beter rondkijken zaten er hoog tegen de muur achter haar een paar hele kleine stoffige raampjes met ijzerwerk ervoor. Geen uitgang dus, maar genoeg licht voor wat te kunnen zien.

Sofie keek rondom haar heen en zag twee gangen die ze kon nemen. Een leidde rechtdoor voor een meter of 40 en zo te zien lagen er wat oude magazijnen langs. Aan het einde van de gang was een deur die waarschijnlijk naar buiten leidde. De tweede gang leidde langs wat vroeger een kantine leek te zijn geweest, wat kleine kantoortjes en een bergingkast. Aan het einde van deze tweede gang was een deuropening die naar een trappenhal liep. Sofie besloot om langs door de gang langs de magazijnen te lopen.

Het hele complex was gemaakt van beton en het meeste van de opvulling was waarschijnlijk weg gehaald toen het bedrijf weg trok of failliet ging. Sofie zag nog wel wat grote lege kisten staan met het woord ‘Mantagen’ erop wat waarschijnlijk de naam van het bedrijf was. Toen Sofie bij het einde van de gang was probeerde ze de deur te openen, maar de deur bleek op slot te zijn en was te stevig voor haar om open te breken. Tegen de muur zat nog een stoffig evacuatieplan met een kaart. Op de kaart stond een nooddeur in het aangrenzende magazijn. Sofie liep het magazijn in op zoek naar de deur. Wat grote met hout dicht getimmerde ramen in het magazijn lieten wat licht door. Sofie had de nooduitgang gevonden, maar er lag een hoop van kapotte kisten en metalen stellages voor waardoor de nooduitgang niet meer kan worden gebruikt. Nu onder de enige uitgangen onder bleken te zijn geblokkeerd besloot Sofie om naar de bovenverdieping te gaan. Via de andere gang liep ze langs de lege kantine naar en kantoortjes. Net voor de trappenhal was een kleine bergingruimte waar nog van alles lag. Sofie keek erin, schoonmaakspullen, stoflappen, een wap en een zaklamp. Sofie pakte de zaklamp, veegde het stof eraf en probeerde de zaklamp aan te zetten. De zaklamp weigerde eerst, slechts een paar flikkeringen. Sofie sloeg een paar keer met de zaklamp en plotseling ging de zaklamp aan.

Voorzichtig liep Sofie met de zaklamp het trappenhuis in. Door het stofwebben heen liep Sofie de trap omhoog naar de eerste verdieping. De deur lag uit zijn scharnieren en ze duwde de deur open. Op deze bovenruimte lagen voornamelijk kleine ruimte bedoelt voor kantoortje, alle ramen waren dicht gespijkerd. Toen zag ze een vreemde gloed uit een kantoortje komen aan het einde van de gang waar de gang over liep in een open ruimte. Toen ze bij het kantoor in de buurt kwam verdween het licht plotseling. Sofie liep voorzichtig het kantoor binnen en zag niets bijzonders, een oud leeg bureau. Toen ze wat beter keek zag ze wat uit een bureaulade steken. Ze maakte de lade open en zag er een document in liggen, het was een stoffige gele map waarvan gele kaft al verbleekt was. Op de gele map stond groot ‘Vertrouwelijk’, toen Sofie hem open klapte stond er bovenaan op het eerste papier ‘Project Nova’. Ze wilde verder lezen, maar ze hoorde buiten het kantoortje plotseling het geluid van metaal op beton. Ze nam de map mee en keek om de hoek, de open ruimte in en zag een metalen emmer over de grond rollen. Waarschijnlijk een muis dacht ze. Ze keek de open ruimte eens rond, maar zag niets special. Wel zag Sofie een nooddeur, ze liep er naartoe en duwde de deur open. Op het moment dat Sofie de deur dicht gooide hoor de gegiechel, ze draaide zich om, maar de deur was alweer gesloten.

Sofie ging via de lange maten noodtrap naar beneden, en merkte plotseling dat ze nog steeds de map met vertrouwelijke informatie bij zich had. Sofie was natuurlijk wel nieuwsgierig en liep naar haar fiets toe. Sofie pakte haar fiets en wilde wegfietsen maar bleef verbouwereerd staan. De vrachtwagen die ingereden was op het gebouw was compleet verdwenen!

Er was zelfs nog geen spoortje schade te zien aan het gebouw zelf en nergens een tekenen dat er ooit een vrachtwagen was geweest. Sofie wist niet wat er allemaal aan de hand was, maar het document bewees dat ze niet gek was. Ze had het gevoel dat ze op de vooravond was van een hoop bijzondere gebeurtenissen.